‘Ik ook van jou,’ fluister ik in reactie op haar woorden. Ze zegt dat ze van me houdt, een gevoel dat geheel wederzijds is. Haar stralende glimlach, de sprankelende blik in haar ogen. Ik zie het allemaal voor me. Het ligt in het bereik van mijn blikveld en ik geniet er elke keer dat ik haar zie meer van.
Ik kan een glimlach niet onderdrukken als ze me herinnert aan onze eerste vakantie samen. We hadden een huisje bij Centerparcs gehuurd en zaten op de grond voor de open haard te scrabbelen. Zij won, maar dat was logisch. Ik ben immers nooit een taalwonder geweest, in tegenstelling tot haar. Het vuur knetterde en de vlammen dansten voor onze ogen. We waren gelukkig, en hielden van elkaar. En nog steeds is zij degene die mijn hart in vuur en vlam zet.
Ik gooi een nieuw houtblok op het haardvuur in de woonkamer. In onze woonkamer, die zij heeft ingericht. Ze vertelt me over haar gevoelens voor mij. Ik kan het niet vaak genoeg horen, en ik verzeker haar dat het wederzijds is. ‘Je bent mijn engel,’ fluister ik haar toe, ‘Je bent de mooiste, de liefste en de leukste.’ Ik weet dat ze die woorden altijd al gekoesterd heeft. Elke keer dat ik ze uitsprak begon ze te blozen.
Ik neem een slok van haar favoriete rode wijn, terwijl ze memoreert aan de strandwandeling in het najaar van 1978. We waren een dagje naar Scheveningen geweest, en we liepen arm in arm langs de branding. We stopten en ik keek haar diep in haar ogen. Ik stelde haar de belangrijkste vraag van ons leven. Ze stemde toe. Ze bleef maar ‘Ja, ik wil!’ roepen en vloog me om mijn nek. Ik verloor mijn evenwicht en samen vielen we in de branding.
De klok slaat 12 uur. Ik veeg de tranen uit mijn ogen. Zoveel mooie herinneringen komen weer boven. Oude herinneringen. Nieuwe zullen er niet meer komen. Ik vouw de brieven voorzichtig weer op en stop ze in het mahoniehouten kistje op de grond. Ik kus haar foto en druk hem tegen mijn borst. Ik stop de laatste foto in het kistje. Nadat ik het deksel heb gesloten draai ik de bronzen sleutel om, en steek hem in mijn broekzak. Het kistje zet ik in de boekenkast. Op haar plank, tussen haar boeken.
Zelfs na 5 jaar kan ik de tranen niet binnenhouden. Ze was mijn eerste liefde. En mijn enige. We waren gelukkig samen, totdat de dood haar meenam. Sindsdien koester ik haar herinnering. Ze is aanwezig zonder hier te zijn. In de brieven die ze me heeft geschreven en in de foto’s die ik van haar heb, vind ik haar ieder jaar op deze dag weer terug. Maar ik vind haar vooral terug in mijn herinneringen, mijn gedachtes en in mijn hart. Want ondanks dat ik haar kwijt ben, is het de liefde die blijft.