“Net toen ik dacht dat het eindelijk eens beter ging met me en dat ik het verdriet uit het verleden was kwijtgeraakt, vertelde mijn onderbewustzijn mij echter het tegenovergestelde. Ik heb gedroomd. Nu doe ik dat wel vaker, maar dit keer was het anders. Ik had een droom over de toekomst die ik zo vrees, en ben bang dat ik nooit uit die boze droom zal ontwaken. Ik kan me deze droom dan ook nog tot in detail herinneren. Als ik mijn ogen sluit, dan verandert de binnenkant van mijn oogleden in een filmscherm en speelt de bioscoop van mijn gedachten die ondermaatse B-film opnieuw af. Het is alsof ik mezelf probeer te waarschuwen voor mijn toekomst. Alsof ik mezelf wil behoeden voor wat komen kan, omdat ik nu nog een andere weg in kan slaan met mijn leven. Ik had echt nooit gedacht dat ik zo ondersteboven zou kunnen zijn van een droom.
Martin
Lieve Lein
Lieve Lein,
Allereerst wil ik je mijn oprechte excuses aanbieden. Ik had immers beloofd dat ik een week geleden langs zou komen, en ik ben er nog steeds niet. Ik hoop niet dat je lang op me hebt gewacht bij het vliegveld van New York. Dat zou ik namelijk vreselijk vinden. Maar geloof me als ik zeg dat ik er wel was, alleen is er iets een beetje fout gegaan. Ik zal proberen om een kort verhaal lang te maken, je was altijd al dol op verhaaltjes, nietwaar? Maar even serieus, lieverd, ik heb je nodig, meer dan ooit.
Ik heb nog geprobeerd je te bellen, maar ik kreeg een jong knulletje aan de telefoon. Was dat Thomas? Ik geloof wel dat hij die naam noemde. En eigenlijk is het wel ironisch. Door hem zit ik nu hier, en niet bij jou. Niet dat ik hem de schuld wil geven of zo, maar indirect is hij wel de reden.
Mijn Godin
Daar stond ze dan op haar balkon, in haar gele T-shirt en met haar blonde lokken hangend over haar schouders. Hoewel ik haar amper ken en haar vele jaren niet actief heb aangesproken, was ik er zeker van dat haar ogen iedere beweging die ik maakte volgden. Het was net alsof een geest uit het verleden haar gemiste toekomst weemoedig gadesloeg. Een weemoed die zich overigens ook in mij nestelde. Het meest bittere aan de hele situatie was wel dat deze geest uit het verleden met haar verschijning oude wonden bij me heeft heropend. De wonden van een gebroken hart.
Vergeet-mij-niet
Weemoedig kijkt Carlo naar de trein die hem passeert. Jaren geleden stond hij vaak op precies hetzelfde punt te wachten op treinen die voorbij rijden. Hij was toen een jaar of zes, en terwijl hij enthousiast naar de voorbijrijdende trein wees, keek hij zijn vader aan. Glimlachend keek die dan terug, en knikte instemmend. Maar nu staat hij daar alleen, zonder vader die overduidelijk geniet als hij het enthousiaste, onbezorgde, gezicht van zijn zoon ziet.
Onbezorgd. Carlo zucht diep als het woord zich door zijn gedachten voortbeweegt, zoals de trein die hij net voorbij zag rijden. Zo zie je een trein naderen, en net zo snel is hij weer opgegaan in de horizon. Hetzelfde geldt in zekere mate voor de onbezorgdheid van een kind. Het gebeurt misschien niet met de snelheid van een trein, maar geleidelijk verdwijnt de onbezorgdheid naar de horizon van het verleden.
Potten en ketels
Het leek een normale marktdag te worden, op 13 oktober 1743. De Grote Markt te Haarlem was de ontmoetingsplaats van kopers en verkopers. De handel floreerde er, hetgeen de welvaart zeker ten goede kwam. Althans, zo was het voor de meeste marktkooplui. Niet voor iedereen waren rooskleurige tijden weggelegd. Twee vrouwen, iets wat in die tijd opmerkelijk te noemen was, hadden ieder hun eigen handeltje. De een, Neeltje, verkocht zelfgemaakte potten. Haar man was pottenbakker, en zijn waar werd door haar verkocht. In de stad was zij ook bekend als ‘de Pot’. De andere vrouw heette Hanneke. Zij was weduwe. Haar man was ze verloren toen hij zeven winters geleden door het ijs van het Spaarne was gezakt. Haar broer was handelsreiziger, en de waar die hij inkocht, ketels, verkocht zij op de markt. Haar bijnaam was ‘de Ketel’.
De laatste trein
Zwijgend staar ik naar de horizon, die zich oneindig uitstrekt boven het wateroppervlak. De branding spoelt rustig om mijn enkels. Terwijl de ondergaande zon langzaam lijkt weg te zakken in de zee, gaan mijn gedachten een jaar terug in de tijd. Ik kan nog steeds niet bevatten wat er is gebeurd. Een deel van mij verwacht dan ook dat je me ieder moment kan wekken uit deze nachtmerrie.
Maandenlang probeer ik al om de leegte die je hebt achtergelaten op te vullen. Je vertrek kwam plotseling, en afscheid nemen kon niet meer. En eigenlijk was dat ook niets voor jou. Het enige dat je achterliet was een brief, waarin je aangaf dat het niet meer ging, en dat het voor ons beiden beter was dat je vertrok. Volgens de brief nam je de laatste trein.