Lijdzaam kijkt David, verlamd door de shock, toe hoe de twee mannen het lichaam uit het water tillen. Ze trotseren de branding van het opkomende tij, om het lichaam een paar meter buiten de vloedlijn op het zand te leggen. Met vereende krachten proberen ze door hartmassage en mond op mond beademing nieuw leven te blazen in het levenloze lichaam. David haalt diep adem, al lijkt het alsof hij geen lucht binnen krijgt. Voorzichtig loopt hij naar het tafereel dat zich enkele meters bij hem vandaan afspeelt. De mannen merken hem niet op. Ze hebben ook niet in de gaten dat David knielt bij het lichaam, dat ooit het zijne was. Hij kijkt naar de zee en ziet de vlammen aan de horizon. Hij richt zijn blik weer op het lichaam op het strand. De branding die is opgerukt tot aan zijn voeten, voelt hij niet.
In een beweging springt David op. Hij kijkt naar de grond en ziet hoe de branding tussen zijn voeten stroomt. Voorzichtig knijpt hij in zijn wang. Als hij de lichte tinteling in zijn huid voelt, haalt hij opgelucht adem. Het was weer dezelfde nachtmerrie als altijd.
‘Zo, ben je er weer?’ David kijkt op en ziet Thomas, die met twee glazen in zijn handen aan komt lopen. ‘Je was behoorlijk weggezakt, lag je soms te dromen van die Thaise schoonheden?’ Thomas toont een brede grijns op zijn gezicht. David schudt zijn hoofd. ‘Was dat het maar.’ Hij pakt het glas bier dat Thomas hem aanreikt aan. Eigenlijk heeft hij niet zo’n hoge pet op van Thomas, maar hij doet zijn best om de schijn van het tegendeel op te houden. Zijn baas vond het wel een goed idee om Thomas, een nieuwe collega, mee te sturen op zakenreis. David twijfelt echter aan de capaciteiten van Thomas. Naar zijn mening is hij te losbandig en niet serieus genoeg voor zijn vak. Maar op dit moment is Thomas de enige houvast die hij heeft.
‘Zullen we bij het strandvuur gaan zitten?’ Thomas kijkt David vragend aan. David aarzelt een moment. ‘Liever niet.’ ‘Ach, kom op. Het is toch gezellig. Moet je die vrouwen zien, man!’ David draait zich om en gaat op het rulle zand zitten. Zijn blik is gefixeerd op de horizon. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij hoe Thomas naast hem komt zitten. ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’ David schudt zijn hoofd. ‘Nee, het ligt niet aan jou. Ik heb het gewoon niet zo op vuur.’ Met zijn arm veegt hij een traan uit zijn ooghoek. Een herinnering flitst door zijn hoofd, en projecteert een lichtvlek aan de horizon. Achter hem is het vrolijke gegil van een aantal vrouwen bij het strandvuur hoorbaar. Zijn herinnering vervormt het echter tot de ijzingwekkende kreten die al te vaak worden herhaald in zijn gedachten.
‘Mijn bier is op, wil je ook nog?’ David knikt als antwoord op de vraag van Thomas, die opstaat en wegloopt. David haalt opgelucht adem, blij met het moment rust dat hij krijgt. Hoewel hij de woorden niet heeft verstaan, hoorde hij onafgebroken de stem van Thomas, een geluid dat hij eigenlijk kan missen als kiespijn. Hij sluit zijn ogen en hoort hoe de golven rustig voortkabbelen. In gedachten ziet hij ze vloeiend uitrollen over het strand. Zijn gedachten worden verstoord als iets zijn hoofd raakt. Hij opent zijn ogen en ziet een oude, versleten voetbal een paar meter verderop liggen. Een jonge Thai staat erbij en brabbelt iets onverstaanbaars naar David, die uit beleefdheid knikt. De jongen pakt zijn bal en rent weg, onderwijl naar zijn vrienden die een eindje verderop staan roepend.
Sneller dan David wilde, is Thomas terug. Hij pakt zijn bier aan, en drinkt het glas meteen voor de helft leeg. ‘David, jongen. Is je glas nou half vol, of half leeg?’ David schudt zijn hoofd. ‘Sorry, ik heb geen zin om daarover na te denken.’ ‘Ah, kom op. Het is een dilemma dat vele mensen al heel lang bezig houdt. Wat vind jij?’ David haalt zijn schouders op en drinkt de rest van het glas leeg. ‘Het glas is leeg, Thomas. Het glas is leeg.’ Hij staat op en loopt de branding in. Weemoedig kijkt hij naar de horizon, waar de zon langzaam verdrinkt in het water van de zee. Hij haalt diep adem en snuift de zeelucht op. Het is dezelfde geur als die hij rook toen de mannen hem het strand op sleepten, nu anderhalf jaar geleden. Opnieuw heeft hij moeite om zijn tranen te bedwingen als hij daaraan terugdenkt.
Hij schrikt van de hand die plotseling op zijn schouder wordt gelegd. Hij kijkt opzij en ziet Thomas staan. ‘David, jongen. Iets zegt me dat je ergens mee zit, of moet ik staat zeggen?’ David zucht. ‘Thomas, ik heb even geen zin in je grappen.’ David wil weglopen. ‘Sorry, zo bedoel ik het niet. Maar je bent al zo stil sinds het moment dat we hier zijn.’ David balt zijn vuist. Een plotseling gevoel van verdriet overmant hem en hij probeert zich ertegen te verzetten. ‘Verdomme! VERDOMME!’ David stampt met zijn voeten in het zand en draait wanhopig rond op zijn plek. De wereld draait om hem heen. Met zijn handen grijpt hij naar zijn haren. Hij knijpt zijn polsen dicht en buigt voorover. ‘Ga weg, GA WEG!’ Hij voelt de tranen over zijn wangen stromen, beelden flitsen door zijn hoofd. Dan laat hij zich op zijn knieën zakken en steunt met zijn handen in het zand. Zijn schouders schokken en de tranen vloeien aan een stuk door langs zijn gezicht op het zand.
Hij haalt een paar keer diep adem en draait zich om. Hij laat zich vallen en ligt op zijn rug op het strand. Hoog boven hem ziet hij de duizenden sterren die de hemel verlichten. ‘Hoi Eva,’ brengt hij met bevende lippen uit, ‘ben je daar nog?’ David staart naar de hemel, in de hoop een teken op te vangen. ‘Tegen wie praat je nou?’ Thomas is naast hem komen zitten. ‘Tegen Eva, mijn lief.’ Voor het eerst deze avond merkt David dat Thomas geen reactie geeft. ‘Ze is ergens daarboven en waakt over mij.’ Thomas knikt. ‘Dat geloof ik graag. Maar wat is er dan gebeurd? Je gedraagt je zo anders dan wat ik op het werk van je zie.’ David haalt diep adem. ‘Ik had ook geen zin in deze verdomde trip. Het maakt teveel los. Maar ja, vertel dat de baas maar eens.’ Thomas kijkt hem indringend aan. David haalt nog eens diep adem. Hij vraagt zich af waarom hij al zoveel heeft gezegd wat hij eigenlijk niet met Thomas wilde delen, maar toch vervolgt hij zijn verhaal.
‘Het was anderhalf jaar geleden. Eva en ik waren op vakantie. Een cruise over de Indische Oceaan. We waren drie dagen onderweg, toen er brand uitbrak in de keuken. Het was midden in de nacht, dus we werden veel te laat gewaarschuwd. Ik werd wakker van rumoer op de gang en wekte Eva. Toen we aan dek kwamen stond een groot deel van het schip al in lichterlaaie. Er waren veel te weinig reddingsboten. Ik stond erop dat Eva een van de laatste vrije plaatsen in een sloep nam. Haar leven was belangrijker dan dat van mij. Toen ik zag hoe haar sloep te water werd gelaten, sprong ik aan de andere kant van het schip in het water. De kustlijn leek niet zo ver weg te zijn, dus ik probeerde te zwemmen. En toen….’ David zucht diep en veegt nieuwe tranen weg. ‘En toen was er een knal. De duisternis werd enkele seconden lang fel verlicht. Er viel van alles om me heen in het water. Ik keek om en zag dat het schip zinkende was. Mensen in de sloepen schreeuwden. Er was paniek. Ik begreep niet waarom. Pas later hoorde ik dat er wrakstukken in enkele sloepen terecht waren gekomen. De mensen in die boten, waaronder mijn Eva, hebben het niet overleefd. Instinctief klampte ik me vast aan een stuk hout dat voorbij dreef. Wat er daarna gebeurd is weet ik niet meer, behalve dat ik door twee mannen het strand op werd gesleept. Ik was een van de 43 overlevenden, van de in totaal 350 opvarenden.’
David staart weer naar de horizon, waar de zon compleet is gedoofd. Thomas zit met open mond naast hem. ‘Als ik dat had geweten man, dan…’ David onderbreekt hem. ‘Nee, jij kon het niet weten. Jij kon onmogelijk beseffen dat ik dagelijks word opgevreten door herinneringen. Dat ik vecht tegen de beelden die me ieder moment van de dag achtervolgen. De dromen, de nachtmerries. Overal zitten de beelden uit het verleden. In het vuur achter ons, in het gegil van andere mensen. Alles brengt die rampzalige nacht terug in mijn gedachten. En weet je wat het ergste is? Ik had in die sloep moeten zitten. Dan had Eva tenminste nog geleefd.’
Thomas heeft zijn arm om David heen geslagen. ‘Het spijt me voor je, man. Heel erg. Ik kan me niet voorstellen hoe je je voelt, ik heb zoiets niet meegemaakt. Maar ik vind het wel heel erg voor je.’ David knikt. ‘Dank je, Thomas.’ Hij staat op. ‘Wat ga je doen, David?’ David ademt langzaam uit en zwijgt. Hij loopt het water in en duikt. Thomas kijkt hem na. ‘David? Gaat het wel goed, jongen?’ David draait zich om. ‘Maak je maar geen zorgen, Thomas. Alles is goed.’ Dan richt hij zijn blik op de hemel. ‘Eva, mijn liefste, ik zie je snel.’ Hij ziet tussen de duizenden sterren aan de hemel een fonkeling. Dan sluit hij zijn ogen en laat zich in het water vallen.