Hoewel het al half april was, zakte Andy tot zijn enkels weg in de sneeuw. De wolken die de witte deken over het bos hadden uitgespreid, hingen als een donkere rand om de oostelijke horizon, waar een breed palet van pastelkleuren de naderende ochtend aankondigde. Hij moest opschieten. Ze moesten thuis zijn voordat de ogen van het dorp, die hem vanachter hun ramen zouden gadeslaan, ontwaakten.
Ze lag vredig in zijn armen. Haar ogen waren gesloten en een arm was om zijn nek geslagen. Haar vuile haren dansten op het ritme van de wind. De hand in zijn nek voelde koud aan en hij trok de deken strakker om haar heen. Thuis konden ze samen voor de openhaard gaan zitten met een beker warme chocolademelk.
Zonder haar wakker te maken, legde hij haar op de bank. Hij drukte een kus op haar voorhoofd en streek met zijn ene hand door haar haren, terwijl hij met de andere de deken rechttrok. Vanuit zijn stoel keek hij zwijgend naar Emily. Rond zijn lippen lag een gelukzalige glimlach. Zijn kleine meisje was eindelijk thuis.