Een wolk trekt voorbij aan de aprilse zon en werpt een schaduw op mijn gezicht. Ik hoor de wind met de takken van de bomen spelen, nog amper bladdragend. De sneeuw die je nog overal zag toen ik hier aankwam, is nu grotendeels verdwenen. Alleen een wit hoopje aan de rand van de speelweide, daar waar het destijds schoongeveegde terras begint, herinnert nog aan wittere tijden.
De wolk trekt weg van de zon, die zowel mijn gezicht als de Kaiserkogel weer in zijn licht vangt. Volgens Franz dankt de 3286 meter hoge top zijn naam aan een negentiende-eeuwse keizer. De naam van de keizer en de reden van vernoeming heeft hij ook genoemd, maar die informatie heb ik niet kunnen vasthouden in het web van mijn herinneringen. Er is nog teveel dat ik eerst moet vergeten.