Zwijgend staar ik naar de horizon, die zich oneindig uitstrekt boven het wateroppervlak. De branding spoelt rustig om mijn enkels. Terwijl de ondergaande zon langzaam lijkt weg te zakken in de zee, gaan mijn gedachten een jaar terug in de tijd. Ik kan nog steeds niet bevatten wat er is gebeurd. Een deel van mij verwacht dan ook dat je me ieder moment kan wekken uit deze nachtmerrie.
Maandenlang probeer ik al om de leegte die je hebt achtergelaten op te vullen. Je vertrek kwam plotseling, en afscheid nemen kon niet meer. En eigenlijk was dat ook niets voor jou. Het enige dat je achterliet was een brief, waarin je aangaf dat het niet meer ging, en dat het voor ons beiden beter was dat je vertrok. Volgens de brief nam je de laatste trein.
We waren al ruim anderhalf jaar gelukkig samen en hadden plannen voor de toekomst. Niets leek ons geluk nog in de weg te staan. Jouw vertrek heb ik dan ook niet zien aankomen. Bovendien zouden juist wij in staat moeten zijn geweest om problemen uit te praten, als die er al waren. Maar blijkbaar zag jij dit anders.
Ik haal diep adem en snuif de zilte zeelucht op. Boven mijn hoofd krijsen enkele zeemeeuwen. Een traan rolt over mijn wang bij de gedachte aan jouw vertrek, nu een jaar geleden. Had ik je maar kunnen tegenhouden, dan was alles nu anders geweest.
Ik heb nog geprobeerd je tegen te houden. Op mijn fiets ben ik naar het station gereden. Maar toen ik het station bereikte, reed de laatste trein net weg. Dertig seconden, die met de snelheid van dertig uren aan me voorbij trokken, heb ik de trein nagestaard. Toen werd ik opgeschrikt door het piepen van de remmen van de trein.
Op dat moment besefte ik dat je brief geen gewone afscheidsbrief was. Je zat ook niet in de trein, en in de duisternis merkte de machinist je te laat op om nog op tijd te kunnen stoppen. En de vraag die toen door mijn hoofd speelde, is nog steeds niet beantwoord: ‘waarom ?’