Zodra ik de deur van kamer 12A van het Camobs Hotel opende, werd ik aangestaard door zeventien paar ogen. Het voelde ongemakkelijk dat zo veel blikken op mij waren gericht, dus bleef ik even in de deuropening staan. Ze hingen in drie rijen onder elkaar, de portretfoto’s in sepia van in totaal zeventien vrouwen. Zonder uitzondering keken ze recht vooruit, de camera in. Iets zei me dat het geen gewone foto’s waren en de portretten intrigeerden me dan ook. Ik vroeg me af wie ze had gemaakt. Linksboven hingen een foto van een jong meisje en -afgaande op de overeenkomsten in het uiterlijk- haar moeder naast elkaar, maar verder kon ik geen gelijkenissen tussen de personen op de foto’s ontdekken. Als ik toen iets langer had kunnen kijken, had ik misschien eerder doorgehad dat er inderdaad iets niet klopte, maar mijn aandacht werd afgeleid door een klap op mijn schouder.
Mijn collega Jenny was naast me komen staan. “Ga je mee? Tijd voor een borrel.” Ze wees naar de muur. “Jezus, heb jij de kamer van een fotograaf gekregen of zo? Wel creepy, dat hij alleen maar vrouwen op de foto zet en nog allemaal in dezelfde pose ook.” Ze zweeg, keek om zich heen en deed de deur dicht. Daarna ging ze op fluistertoon verder: “Zouden dit de slachtoffers van een psychopaat zijn? Heb je al gecontroleerd of er geen verborgen deuren of camera’s in je kamer zijn?”
“Doe niet zo gek. Dat valt toch te veel op, in een hotel.”
“Ja, juist daarom. Dan verwacht niemand het. Dat soort dingen gebeuren gewoon onder je neus, zonder dat je het doorhebt. Kijk je nooit films of zo?” Ze keek de kamer rond en klopte op een paar plekken op de muur. “Geen holle ruimtes of geheime doorgangen, volgens mij. Maar die foto’s… zou je niet liever bij mij op de kamer slapen, Ellen? Ik heb nog een bed over. Ik zou hier geen oog dichtdoen.”
Onwetend van wat ons te wachten stond, bedankte ik voor het aanbod. Maar met de kennis van nu had ik het misschien beter wel kunnen accepteren.
Jenny en ik liepen samen naar de bar, waar onze jonge collega Mike ons vanaf de bar wenkte. “Zo, eindelijk klaar met optutten?”, vroeg hij met een knipoog.
“Ja, maar niet voor jou hoor, “ antwoordde Jenny snel, “ik hou meer van mannen van wie de ballen al zijn ingedaald.”
Lachend wenkte Mike de barman.
“Hebben jullie ook zo’n mooie kamer? Lekker modern, met retro behang dat bijna van de muren valt en gordijnen met gaten erin? Volgende keer mogen ze wel eerder een hotel boeken als ze ons naar een congres sturen.”
“Zuidvleugel zeker?” De barman was bij ons komen staan, “Die kamers zijn al jaren aan een opknapbeurt toe. Maar ja, ze worden alleen nog gebruikt als de noordvleugel vol is. Niet zo heel vaak dus.”
“Heeft dat te maken met die foto’s in haar kamer?” vroeg Jenny.
“Welke foto’s?”
“Die van die vrouwen,” fluisterde Jenny nu.
“Ik kan me geen foto’s van vrouwen in de kamers daar herinneren hoor,” antwoordde de barman, “maar zoals ik al zei, wordt die vleugel van het hotel nog amper gebruikt. Daar zijn vreemde dingen gebeurd in het verleden. Ze hebben zelfs de kamernummers eens aangepast omdat kamer 13 te berucht was geworden.”
“Wat voor vreemde dingen?” vroeg Mike.
“Ik heb al te veel gezegd, het laatste wat ik wil doen, is jullie nachtrust verpesten. Willen jullie een drankje van het huis?”
Toen we kort na middernacht terug liepen naar onze kamers, bleef Jenny huiverend voor de deur van mijn kamer staan.
“Wil je echt niet een kamer delen?”
Ik schudde mijn hoofd.
“Maar al die mensen die je aankijken, al die ogen… heb je die ogen gezien? Het is net alsof die blikken je volgen.”
“Het zijn foto’s, foto’s zijn om naar te kijken, die zien zelf niets.” Ik deed de deur van mijn kamer open. Mike, die met ons was meegelopen, keek nieuwsgierig mijn kamer in.
“Welke foto’s bedoel je?”
Jenny wees naar de portretten die ons aanstaarden. “Die daar, blinde vink.”
“Sorry, ik zie geen foto’s. Maar ik ben verrot, dus ik zal morgenochtend nog eens goed kijken. Welterusten, dames.”
Jenny wachtte tot Mike zijn kamerdeur had dichtgedaan en fluisterde: “Jij hebt kamer 12A. Precies tussen 12 en 14 in. Je weet welk nummer dat eigenlijk is, toch? Je hebt toch gehoord wat die barman over kamer 13 zei? Ellen, je moet daar echt niet alleen slapen.”
Ik dacht terug aan het korte gesprek met de barman en even twijfelde ik of ik Jenny’s aanbod toch niet zou aannemen, maar ik deed het niet. Ik wenste Jenny een goede nacht terwijl ik zag hoe ze de kamer naast de mijne binnen ging. Het zou een vruchteloze wens blijken.
Aan de muur hingen nog steeds zeventien portretten van vrouwen van allerlei leeftijden. Een paar minuten staarde ik naar de foto’s Toen linksboven iemand leek te bewegen op de foto, hapte ik naar adem en deed een stap achteruit. Toen mijn blik die van de moeder op het portret linksboven vond, keek ze niet meer recht vooruit, maar met een duistere, haatvolle blik naar mij.
Ik sloot mijn ogen en schudde mijn hoofd. Toen ik ze voorzichtig weer opende, keek de moeder weer recht vooruit. Het waren vast de vermoeidheid en de alcohol die me parten begonnen te spelen. “vreemde dingen gebeurd in het verleden,” hoorde ik de barman weer zeggen. Op dat moment gaf ik me over aan mijn nieuwsgierigheid. Slapen zou me toch niet lukken voordat ik wist wat er in deze kamer aan de hand was. Op mijn telefoon zocht ik naar de geschiedenis van het hotel en vond een artikel uit 2016:
“Vorige week heeft een team van paranormaal deskundigen de zuidvleugel van het Camobs Hotel onderzocht. Hierbij heeft het team enkele zeer interessante ontdekkingen gedaan.
Het in 1924 geopende hotel heeft 32 kamers. In 1958 werden de kamernummers aangepast, omdat men het niet langer gepast vond om een kamer met nummer 13 te hebben. In 1982 werden de suites in de zuidvleugel, kamers 7 en 12, gesplitst in elk 2 kamers.Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zijn in de zuidvleugel van het hotel in totaal 15 vrouwen en 9 mannen verdwenen. Geen van deze vermissingszaken is tot op heden opgelost. Lange tijd werd gedacht aan een seriemoordenaar in de omgeving van het hotel, maar de politie heeft daarvoor geen verdere aanknopingspunten kunnen vinden.
Het team van paranormaal deskundigen heeft op verzoek van enkele familieleden van de vermisten naar antwoorden gezocht. Daarbij is naar verluid ter hoogte van de vroegere kamer 13 een gedaante vastgelegd die een camera lijkt vast te houden Veel mensen zijn ervan overtuigd dat het gaat om fotografe Emma de Wit, die in 1957 in die kamer eerst haar zevenjarige dochter Paula en daarna zichzelf van het leven beroofde.”
Mijn oogleden werden zwaar, dus sloeg ik de website op als favoriet om het artikel een andere keer verder te lezen. Toch ging ik niet meteen slapen. Mijn aandacht werd weer volledig opgeslokt door de foto’s aan de muur. Nu ik ze nogmaals bekeek, viel me op dat geen van de vrouwen lachte. Zonder uitzondering keken ze allemaal verbaasd of geschrokken en bij een enkeling zag ik angst in de ogen. Een huivering trok door mijn lichaam, alleen was ik te moe om iets te doen met de angst die in me opborrelde. Ik viel vrijwel meteen in slaap, alleen zou mijn nachtrust niet lang duren.
Eerst dacht ik dat ik het droomde, maar toen ik wakker werd, drong het tot me door dat een kinderstem in mijn kamer “Twinkle twinkle little star” zong. Voorzichtig kwam ik overeind en deed het nachtlampje aan. Ik gilde. Het gezang stopte en in de hoek kwam een witte gedaante omhoog. Het leek op een jong meisje, dat haar wijsvinger voor haar lippen deed. Langzaam kwam ze naar me toe. Ze liep niet, maar leek te zweven. Het liefst was ik de kamer uit gerend, maar ik kon me niet bewegen. Het meisje stopte vlak bij het hoofdeinde van mijn bed en een fluistering trok als een ijzige windvlaag langs mijn oor.
“Mama gaat het weer doen,” verstond ik, terwijl mijn blik de vinger van het meisje volgde, die naar de fotolijsten aan de muur wees. Ik sloeg een hand voor mijn mond toen ik zag dat de fotolijstjes van de dochter en de moeder leeg waren.
Het meisje liep terug naar de hoek waar ze vandaan kwam en leek te verdwijnen in de muur. Eindelijk kon ik me weer bewegen. Achteraf gezien had ik waarschijnlijk de kamer uit moeten rennen, maar in plaats daarvan ging ik weer voor de foto’s staan. Het fotolijstje linksboven was niet meer leeg. Het meisje keek nu echter met een angstige blik naar haar rechterkant. Ook de mensen op de andere portretten hadden nu een verontruste, duistere uitdrukking op hun gezicht.
Ik kneep in mijn arm en mijn wang, in de hoop dat ik zou ontwaken uit een nachtmerrie, maar er gebeurde niets. Ik dacht weer aan hoe bang Jenny was voor wat ooit kamer 13 moet zijn geweest. Misschien was haar angst toch niet onterecht geweest. Als wat ik zojuist had ervaren, echt was gebeurd… was ik dan de volgende? Snel pakte ik mijn telefoon. Het was tegen kwart voor drie in de nacht. Ik zocht het artikel op dat ik had opgeslagen. Moeder en dochter dood. Meerdere vrouwen vermist. Allemaal in kamer 13. Kamernummers aangepast. Later suites gesplitst in twee kamers. Kamer 12A. Het kwartje sloeg in als een bom. Op hetzelfde moment hoorde ik een ijzige kreet uit de kamer naast me komen. Jenny, in kamer 14. Wat ooit kamer 13 was.
Op de gang stond Mike roerloos te kijken naar de geopende deur van Jenny’s kamer. Jenny keek vanaf haar bed angstig mijn kant op. Ik riep dat ze daar weg moest gaan, maar ze bleef me aan zitten kijken. Haar lippen bewogen, maar voordat er woorden uit kwamen, gingen de lampen op de gang uit. Een paar seconden later kwam er een felle flits vanuit haar kamer. Daarna volgde een doodstille duisternis.
“Z… zag je dat?” hoorde ik Mike fluisteren.
Voordat ik kon antwoorden, sprongen de lichten weer aan. Ik rende Jenny’s kamer in. Alleen de gekreukelde lakens herinnerden aan haar aanwezigheid die abrupt tot een einde was gekomen.
“Kijk uit!” riep Mike. In de hoek van de kamer kwam een witte gedaante omhoog. Deze gedaante was groter dan het meisje dat ik had gezien. Instinctief vulde ik in dat dit de moeder moest zijn. Toen ze in beweging kwam, vreesde ik dat ze mij aan zou vallen, maar ze stormde langs me heen. Een ijskoude wind joeg rillingen over mijn rug, terwijl de gedaante Mike bij zijn keel greep en optilde. De arme jongen was kansloos. Ik had naar hem toe willen rennen, maar voor de tweede keer die nacht was ik verstijfd. Van angst misschien, of bevroren door de kou die de gedaante verspreidde. Mikes ogen begonnen uit te puilen terwijl de greep van de gedaante sterker werd. Er verschenen barsten in de huid van zijn gezicht en zijn armen. Bloed sijpelde uit de barsten en ik verwachtte dat hij als een bom uit elkaar zou spatten, maar in plaats daarvan ontbrandde hij. In korte tijd was er weinig meer van Mike over dan een hoopje as op de grond.
De witte gedaante keek nu mijn kant op. Ik wilde smeken om me te sparen, maar mijn lippen bewogen niet. Ze had een voorwerp in de vorm van een camera in haar handen, die ze op mij leek te richten. De flits die Jenny leek te hebben opgeslokt, schoot weer door mijn hoofd. Nog even en ook van mij was geen spoor meer te bekennen.
Een tweede gedaante voegde zich bij de vrouw met de camera. Ik herkende het meisje dat ik in mijn kamer had gezien. Ze trok aan de arm van de vrouw en wees richting mijn kamer. De grote gedaante keek nog een keer mijn kant op en vloog toen weg over de gang, waardoor de as van Mike opwaaide en zich verspreidde over het tapijt.
Hoe ik er ben gekomen, weet ik niet meer, maar de volgende ochtend werd ik wakker in het bed in kamer 12A. De gebeurtenissen van die nacht voelden als een nare droom. Nadat ik me had aangekleed, viel mijn blik weer op de foto’s in mijn kamer. Linksboven hingen de portretten van de dochter en de moeder, precies zoals ik ze de eerste keer had gezien, recht in de lens kijkend. De andere portretten leken ook hetzelfde te zijn als de vorige dag, maar toen ik het laatste portret zag, trok er een huivering door mijn lichaam. Ik telde de foto’s. Het waren er nu achttien.
Ik rende mijn kamer uit, naar de kamer van Jenny. De deur was niet op slot en Jenny was er niet. Haar bed zag er nog hetzelfde uit als vlak nadat ze was verdwenen. Een moment dat voelde als uren, draaide ik om mijn as in haar kamer. Al haar spullen lagen er nog, maar het belangrijkste, Jenny zelf, was er niet meer en na het zien van de nieuwe foto aan de muur, wist ik dat ze nooit meer zou terugkomen.
Toen ik terugkwam in mijn kamer, was de muur tegenover de deur leeg. Met mijn handen zocht ik naar iets wat herinnerde aan de aanwezigheid van de foto’s. Een spijkergat misschien, of het restant van een kleefstrip, maar ik voelde helemaal niets. De foto’s waren in het niets opgelost, net als de vrouwen die erop stonden. Net als Jenny, op het achttiende portret.
Ik verstijfde toen een koude windvlaag langs mijn lichaam trok. Een kort moment zag ik het meisje om me heen dansen, terwijl ze fluisterde: “Blijf je of ga je weg? Mama wil dolgraag een foto van je maken.”