Toen ik even na half zeven in de ochtend de gordijnen van mijn slaapkamer opende aanschouwde ik al de tekenen dat het een mooie dag zou worden. In het opkomende daglicht lag de wolkenloze hemel als een steeds lichter wordende deken over de wereld en leken de nog zichtbare sterren langzaam te doven. Inwendig genoot ik van dit uitzicht over de stad dat mijn kamer op de achtste verdieping van het flatgebouw mij bood. Als ik mijn hoofd iets naar rechts draaide vervaagde het stadsgezicht en doemden de Noord-Hollandse duinen op. En zoals wel vaker gebeurt, oefenden de duinen een bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit.
Ik hoefde dan ook niet lang na te denken voordat ik het besluit had genomen. Zoals ik wel vaker doe op ochtenden als deze haastte ik mij bij het douchen en aankleden, en om tien voor zeven zat ik op mijn fiets en reed de nog steeds lokkende duinen tegemoet. Ik was blij dat ik mijn sjaal en muts had meegenomen, want de winterochtend was koud.
Onderweg passeerde ik een rij huizen en merkte dat her en der de ramen oplichtten en gordijnen werden geopend. Ik bedacht me dat de mensen achter de ramen de wereld misschien wel net zo prachtig vonden als ik. Maar nog waarschijnlijker was het, zo bedacht ik me ook, dat die mensen zich niets aan zouden trekken van wat er buiten gebeurde. Ik heb wel eens mensen aangesproken en gevraagd of zij het ook zo’n mooie ochtend vonden. Maar de enige reactie die ik kreeg was een veelzeggende blik.
En toen besefte ik pas in wat voor wereld mijn ouders me hebben grootgebracht. Veel mensen leven hun leven zonder te weten wat er om hen heen gebeurt, en wat voor moois de wereld hen te bieden heeft. Ik heb zelfs nog eens met het idee gespeeld om te proberen de wereld te veranderen. Dat idee heb ik overigens snel uit mijn hoofd gezet. Want hoe minder anderen genieten van al het moois om hen heen, hoe meer genot er voor mij over blijft.
Zoals bijna altijd had ik het enige verkeerslicht op mijn route naar de duinen tegen. Op de een of andere manier is mijn timing namelijk zo geweldig goed dat het licht net op rood springt als ik aan kom rijden. Maar hoewel dit mijn tocht vertraagde stoorde ik mij er niet aan. In plaats daarvan keek ik om mij heen, en in het licht van de ontwakende zon zag ik dat het nog vrij rustig was op straat. Een enkele auto stond voor het verkeerslicht te wachten en rechts van mij ging een balkondeur op de eerste etage van een hoge flat open. Een vrouw van middelbare leeftijd, gehuld in ochtendjas en met een sigaret in haar mondhoek liep het balkon op en begon haar dekbed uit te kloppen. Aan de overkant van de straat ging een deur open en stapten een man en een vrouw naar buiten. Even stonden ze stil en groetten ze elkaar. Daarna gingen ze ieder hun eigen weg. En terwijl ik dit alles rustig in mij opnam, had ik net het groene licht gemist.
Gelukkig was ik dicht bij mijn doel en duurde het niet lang voordat ik mijn bestemming bereikte. Nadat ik me met fiets en al door het draaihek bij de ingang van de duinen had geperst stopte ik weer even en haalde diep adem. Hoewel ik op deze manier wel iets van de omgeving opsnoof, was dat niet mijn primaire doel. Ik bereidde me op dat moment namelijk voor op het zwaarste deel van mijn fietstocht, waarbij ik een aantal duintoppen moet beklimmen. De eerste twee zijn niet zo zwaar, maar de derde is hoog en steil en zelden kom ik zonder moeite boven. Ook deze ochtend viel de beklimming me zwaar en ben ik met de fiets aan de hand verder gegaan richting de top.
Toen ik al hijgend bovenaan de hoogste duintop stond wist ik dat ik genoeg tijd zou hebben om op adem te komen. Een paar meter bij mij vandaan bevond zich namelijk een uitzichtspunt. Een verhoging die is afgezet door een houten hekwerk, en waar vier houten bankjes in een soort halve cirkel tegenover elkaar stonden. De bankjes liet ik echter voor wat ze zijn, en ik klom op het houten hekwerk.
Toen ik eenmaal zat wist ik dat alle moeite die ik hiervoor gedaan had niet voor niets was geweest. Met mijn blik op het noordoosten gericht zag ik hoe de zon het duinlandschap gevangen hield in een schitterend winterochtendpanorama. Te midden van de nog zichtbare aurora zorgde de rijzende zon ervoor dat de wereld gehuld werd in de verschillende kleuren van de ochtend. Zo was de lucht paars, een aantal minuten later werd hij oranje, een beetje groenig en kreeg hij uiteindelijk de blauwe kleur die we allemaal kennen. De zon zelf verkleurde ook als een grote ronde kameleon aan de horizon. Hij begon als een donker oranje schijf, maar na een tijdje was het een felle cirkel die laag aan de horizon stond.
Terwijl ik het panorama voor me in me opnam sloot ik mijn ogen en snoof de geur van de ontluikende natuur op. De geur van de met bevroren dauw bedekte vegetatie verspreidde zich over het landschap. Elke keer als ik die lucht opsnuif geniet ik weer. Het is ook geen geur die altijd hetzelfde is. Ieder seizoen heeft namelijk zijn eigen specifieke aroma en van ieder seizoen kan ik op mijn manier genieten. Het waren op dat moment niet alleen de geuren die mijn zintuigen prikkelden. Ook de geluiden nam ik in me op. Eerst was er alleen het geluid van de bladeren die dansten op de kalme en koude wind. Maar toen de zon steeds meer de wereld in zijn greep kreeg begonnen vogels hun lied te fluiten. Af en toe kreeg ik zelfs het idee dat een aantal gevederde wezentjes met elkaar aan het communiceren was. Alsof ze elkaar vroegen hoe ze die nacht geslapen hadden, en of de kinderen die middag bij de ander konden spelen omdat moeders naar haar schildercursus moest, zweeg de ene vogel als de andere floot. Of misschien waren ze wel gewoon over mij aan het roddelen. Toen ze even stil waren, hoorde ik hoe er van een tak vlakbij mijn hoofd een vogel de hemel tegemoet vloog.
Niet alleen de natuur, ook de mensen ontwaakten langzaam uit hun slaap en verruilden hun dromenland voor de echte wereld. Deze gedachte schoot door mijn hoofd toen ik in de verte een hond hoorde blaffen en zijn baasje floot. Ik haalde weer eens diep adem en snoof nog een keer de winterochtendgeuren op voordat ik mijn ogen opende. Ik ging iets verzitten en keek nu richting de stad die ik had verlaten voor dit uitzicht. In de flats voor me zag ik nog lichtjes branden, ook al voorzag de zon de wereld al van genoeg gratis licht om niet je hoofd te stoten tegen een deurpost die je in het duister niet zou zien. Ook viel het me op dat er meer verkeer op straat was dan toen ik mijn huis verliet. Als kleine stipjes bewogen auto’s zich in mijn blikveld langzaam voort door de drukker wordende straten van de stad, terwijl de zon weerkaatste op de ramen van enkele hoge gebouwen. Ik bedacht me dat als de zon zich op deze morgen zou moeten scheren, de stad hem met zijn glazen gebouwen een prima spiegel zou bieden.
De wind die rustig langs mijn gezicht blies voerde met vlagen vaag geluiden van de stad met zich mee. Toeterende auto’s, een harde knal van een dichtslaande deur en brandweersirenes overstemden bijna de fluitende vogels. Toen ik de brandweer hoorde schrok ik even door de twijfel of ik het gas wel had uitgedraaid. Maar toen de geluiden verstomden vergat ik die gedachte en draaide me weer om. Ik keek nu weer uit over de duinen, waarboven de felle zon zich voor de dag had genesteld in een hemelsblauwe lucht. In het licht van de zon wierpen de duindoorns en dennenbomen schaduwen in het van een witte laag dauw voorziene gras. In een boom die niet zover bij mij vandaan stond zag ik hoe de zon de bevroren dauw weer vloeibaar maakte en kleine druppels vocht van de takken omlaag vielen.
Ik keek op mijn horloge en tot mijn spijt zag ik dat het tijd werd om terug te keren naar waar mijn reis begon. De wereld was ontwaakt en werk riep. En dus sloot ik nog eenmaal mijn ogen en haalde een paar keer diep adem. Ik zou weer terugkeren naar de beslommeringen van elke dag en alle dingen die ik even uit mijn gedachten had kunnen zetten toen ik de wereld zag ontwaken zouden weer om aandacht gaan schreeuwen. Elke keer dat ik op deze manier de wereld aanschouw, voel ik me immers zorgeloos en vrij. Alle zorgen verdwijnen dan voor even uit mijn gedachten terwijl een gevoel van geluk zich meester maakt van me.
Toen ik me voor de laatste maal had losgerukt van de prachtige wereld om me heen klom ik rustig van het hek af en klom weer op mijn fiets om dezelfde route die ik eerder had genomen in de tegenovergestelde richting te volgen. En duinafwaarts ging het, geholpen door de zwaartekracht, uiteraard een stuk sneller door de duinen.