Daar stond ze dan op haar balkon, in haar gele T-shirt en met haar blonde lokken hangend over haar schouders. Hoewel ik haar amper ken en haar vele jaren niet actief heb aangesproken, was ik er zeker van dat haar ogen iedere beweging die ik maakte volgden. Het was net alsof een geest uit het verleden haar gemiste toekomst weemoedig gadesloeg. Een weemoed die zich overigens ook in mij nestelde. Het meest bittere aan de hele situatie was wel dat deze geest uit het verleden met haar verschijning oude wonden bij me heeft heropend. De wonden van een gebroken hart.
Jarenlang was ze de godin van mijn dromen, en mijn hart was haar tempel. En hoewel velen haar niet zagen staan, aanbad ik haar met heel mijn hart. Maar op het moment dat ik eindelijk de moed bij elkaar had verzameld om haar mijn gevoelens kenbaar te maken, gaf zij mij te kennen dat een ander wezen haar liefde en aandacht, volgens haar, harder nodig had. Ik kon mij echter niet bekeren tot een ander geloof, een andere godin. Sindsdien heeft haar goddelijkheid dan ook demonische vormen aangenomen. In mijn gedachten en dromen achtervolgt ze mij, waar ik ook ga. En zo is de godin van mijn dromen, een goede geest in het verleden, verworden tot een duivel in mijn gedachten, een kwelgeest in het heden.
Ik vraag me nog steeds af hoe ze het elke keer weer voor elkaar krijgt. Zodra mijn godin, de geest in het gele T-shirt die zich op haar balkon aan mij vertoonde, weer in mijn gedachten verschijnt, worden mijn gevoelens getart. Iedere keer weer denk ik dat ik haar uit mijn gedachten heb verbannen, maar op de een of andere manier keert ze altijd terug. Blijkbaar zit ze dieper in mijn hart geworteld dan mij lief is. Haar definitief vergeten blijkt dan ook erg moeilijk te zijn.
Terwijl ik haar op dat moment vanuit mijn ooghoeken aanschouwde, terwijl zij mij ogenschijnlijk vanaf haar hoger gelegen troon volgde, realiseerde ik me dat de magie van het moment waarop ik haar schoonheid weer mocht aanschouwen, zwarte magie was. Het zal waarschijnlijk weer lange tijd duren voordat ik deze verschijning achter me kan laten. En zoals het al die jaren al is gegaan, zal de eenzaamheid weer toeslaan, al zal niet alleen zij daar debet aan zijn. Feit is nu eenmaal dat ik moeilijk nieuwe contacten sluit, waardoor ik onbewust een grotere betekenis aan de magie van dat moment zal toekennen dan ik zou moeten doen.
Het moment waarop ik haar zag duurde langer dan ik wilde dat het duurde. En tijdens dat moment had ik een kort ogenblik, het was misschien maar een fractie van een seconde, het gevoel dat we ook daadwerkelijk oogcontact hadden. De tijd die daarop volgde leek vervolgens een eeuwigheid te duren. Ik had mijn hoofd alweer van haar afgewend, en toen ik nog een laatste maal omkeek voordat ik de supermarkt inliep, was ze verdwenen. Mijn godin had haar bordes in de hemel verlaten. Het eerste wat ik op dat moment dacht was dat ik me de weemoed en het verlangen, die haar verschijning omhulden, had ingebeeld, gevoed door mijn eigen nog steeds sluimerende en irreële verlangens.
Alles leek echter anders toen ik ineens een hand op mijn schouder voelde, haar hand. Ze keek me glimlachend aan toen ik me omdraaide. ‘Dat is lang geleden.’ Ik knikte ter bevestiging van de woorden die ze zojuist had uitgesproken. Ik kon niet geloven dat de godin van mijn dromen, die ik jarenlang had aanbeden, mij van zo dichtbij aansprak, en ik haar vanaf diezelfde afstand recht in de ogen keek. ‘Ik heb lang op dit moment gewacht,’ vervolgde ze haar woorden, ‘ik heb vaak aan je gedacht de afgelopen jaren.’ Weer knikte ik, al was het dit keer meer van ongeloof dan bevestiging van haar woorden. ‘Ik ook aan jou,’ stamelde ik.
Daar stonden we dan, oog in oog met elkaar. Het moment was bizar en mooi tegelijk. Uit onze woorden bleek dat we beiden onnodig lang hadden gewacht met dit moment. ‘Het is goed om je weer eens te zien, maar ik moet nu gaan. Kunnen we anders niet eens iets afspreken ?’ Ik had alles verwacht, behalve dit. Ze keek me met haar diepblauwe ogen, helder als een onbewolkte zomerlucht vragend aan. Even had ik het gevoel dat ik zou verdrinken in haar blik. En toen ik eindelijk de woorden van mijn antwoord op haar vraag over mijn tong liet rollen, glimlachte ze weer. ‘Dat lijkt me een goed plan,’ wist ik uit te brengen, waarna ze haar lippen kort op de mijne drukte. Daarna liep ze weg, mij met een gelukkig gevoel achterlatend.
Ik kon niet geloven wat er zojuist was gebeurd. Even begon ik te twijfelen of het geen droom was waarin ik van het ene op het andere moment was beland. Een ogenblik voelde ik teleurstelling toen mijn twijfel het volgende ogenblik bevestigend werd beantwoord. Vaag voelde ik iets tegen de achterkant van mijn benen duwen, en toen ik omkeek keek ik in het norse gezicht van een wat oudere man, die ongeduldig zijn karretje tegen me aanduwde. Toen ik me weer terugdraaide, en merkte dat ik alweer bij de kassa stond, begon het te dagen. Mijn godin uit het verleden, nu demon van het heden, had mijn gedachten en dromen opnieuw vergiftigd met haar verschijning. En dit maal had de magie van het moment mij in een roes gebracht en was ze geïnfiltreerd in mijn dagdroom.
Zuchtend zette ik mijn boodschappen op de toonbank, en bedacht me dat het vrijwel zeker niet voor het laatst was dat ze mijn gedachten weer op hol liet slaan. Tegen de tijd dat ik haar weer zo goed en kwaad als het kan zou zijn vergeten, zou ze wel weer een manier vinden om terug te keren in mijn hoofd.
Diezelfde avond heb ik overigens voor het eerst in jaren gebeden. Ik bad tot mijn godin, en vroeg haar wanneer ze van plan was om eindelijk de vloek die op mijn hart rust eens zou opheffen.