“Kan ik u helpen, meneer?”
De oude man glimlachte.
“Ken ik u?” vulde Thomas zijn eerdere vraag aan.
“Wij kennen elkaar zelfs erg goed, Thomas, al neem ik het je niet kwalijk dat je me niet herkent. Maar ik ken je al sinds het moment waarop je werd geboren.”
“Mijn moeder is er niet. Die is werken.”
“Ik kom niet voor je moeder, ik kom voor jou. Vandaag word je zestien, toch?”
Thomas knikte.
“Mag ik binnenkomen? Dan leg ik het uit.”
“Sorry, maar ik ken u niet en…”
“… en je moeder zegt altijd dat je geen vreemden in je huis mag laten. Heel verstandig. Maar maak je geen zorgen, ik heb geen kwaad in de zin en mijn lichaam is zwak.”
Thomas keek naar de man, die steun zocht bij een geparkeerde auto. Zijn ogen straalden iets vertrouwds uit en Thomas was er zeker van dat hij ze al eerder had gezien, al wist hij niet meer waar. Hij stapte opzij en gebaarde de man naar binnen te gaan. Op de deurmat bleef de oude man staan en keek om zich heen. Met een zakdoek veegde hij langs zijn ooghoeken.
“Precies zoals ik het me herinner,” fluisterde hij, “De kapstok met de ontbrekende haak, het witte reliëfbehang en de klok boven de keukendeur die altijd vijf minuten achterloopt. Het is er allemaal.”
“Bent u hier echt eerder geweest?”
“Sterker nog, ik heb hier jaren gewoond,” antwoordde de man, “dat was zestig jaar geleden. Ik ben hier tweeënveertig jaar geleden nog een keer geweest na het overlijden van mijn moeder.”
“Maar toen u hier woonde, zag het er toch niet zo uit als nu?”
“Het antwoord zou je verbazen. Heb je misschien een glaasje water voor me?”
De oude man stond bij de dressoirkast in de woonkamer toen Thomas hem zijn water bracht. De man had een zwarte fotolijst in zijn hand en met een vinger volgde hij de contouren van het gezicht achter het glas. Zuchtend zette hij de foto terug en depte zijn ooghoeken droog.
“Kende u mijn vader goed?” vroeg Thomas.
De man knikte. “Je was nog zo jong toen je tijdens de begrafenis zo veel had willen zeggen, maar de woorden niet kon uitspreken.”
“Was u daar ook bij?”
“Je oom heeft toen je toespraak voorgelezen. Toen was je al goed met woorden. Hoewel je er weinig van mee kreeg, was iedereen ontroerd door wat je had opgeschreven.”
“U ook?”
“Ik vooral. Maar genoeg over mij, ik ben hier voor jou.”
Zwijgend staarde Thomas naar de foto van zijn vader. De oude man nam plaats op de bank.
“Wilt u uw jas niet uitdoen?”
De oude man schudde zijn hoofd.
“Wie bent u eigenlijk?”
“Wie ik ben is niet belangrijk. Wat ik hier kom doen is veel belangrijker. Ik heb bewust deze dag uitgekozen om langs te komen. Jij bent namelijk niet de enige die vandaag jarig is. Ik word 76.”
“Gefeliciteerd. Ik heb alleen geen taart.”
“Ik weet het. Die neemt je moeder mee uit haar werk, nietwaar? Drie moorkoppen. Voor jullie allebei een en eentje extra voor het geval er onverwachts visite komt, maar uiteindelijk eet jij er gewoon twee. Verder geef je toch niet veel om je verjaardag sinds je vader er niet meer is. Geloof me, dat lijkt de beste manier om om te gaan met al die lege stoelen en de stapel cadeaus die er nooit komt, maar uiteindelijk is het een van de slechtste keuzes die je in je leven zult maken.”
Thomas staarde de man verbaasd aan. De oude man glimlachte terwijl hij zich met een handgebaar verontschuldigde voor zijn woorden.
“Hoe weet u dat ik mijn verjaardag niet wil vieren?”
“We lijken meer op elkaar dan je denkt. Ook ik werd ooit zestien in een vrijwel leeg huis op een dag waarop ik de stoep sneeuwvrij maakte. Zie mijn bezoek als een verjaardagscadeau waar je je hele leven plezier van kunt hebben. Denk je wel eens terug aan een moment in het verleden en wens je dat je op dat moment een andere keuze had gemaakt?”
De oude man keek Thomas indringend aan. De jongen knikte.
“Mijn leven zit vol van die momenten. Het zijn keuzes waar ook jij vroeg of laat voor zal komen te staan. Ik kan mijn eigen keuzes niet terugdraaien, maar ik hoop dat ik die van jou wel in de juiste richting kan sturen.”
“Waarom zou u dat doen?”
“Zoals ik al zei, hebben we veel gemeen, Thomas. Als ik terugkijk op mijn leven, zie ik vooral spijt. Ik ben ook nooit echt gelukkig geweest. Jij zal waarschijnlijk dezelfde weg bewandelen. Daarom wil ik je helpen om niet dezelfde fouten te maken als ik. Voor jou, maar ook voor mezelf.”
De oude man nam een slok water en keek om zich heen. Af en toe liet hij zijn blik even rusten op een van de voorwerpen en dan knikte hij zachtjes, alsof hij aan zichzelf een herinnering wilde bevestigen die werd gesterkt door het object dat hij zag. Naast hem zuchtte Thomas en dat haalde hem uit zijn roes van herinneringen.
“Ik moet nog van alles doen voordat mijn moeder thuiskomt uit haar werk,” zei Thomas.
“Ja, de stoep verder vegen, afwassen en stofzuigen, nietwaar?”
De jongen knikte.
“Toen ik op school zat, vond ik een meisje heel leuk dat twee klassen lager zat,” ging de oude man verder, “Elke keer dat ik haar probeerde aan te spreken, sloeg ik dicht. Diep van binnen zei een stem die heel erg op die van mij leek, dat ik alles zou verpesten als ik opbiechtte wat ik van haar vond. Ik heb haar dus nooit verteld wat ik voor haar voelde. Klinkt dat bekend?”
“Een beetje.”
“Hoe heet ze?”
“Jessica.”
“Jessica,” herhaalde de man met een diepe zucht.
“Maar ze vindt mij niet leuk hoor.”
“Hoe weet je dat?”
“Dat zegt Robbie, die naast me zit in de klas. Hij zegt dat ze hem leuker vindt.”
De oude man schudde zijn hoofd. “Robbie met zijn rare ideeën. Je moet niet alles geloven wat anderen zeggen. Robbie vindt haar zelf misschien wel leuk en probeert jou zo op afstand te houden.”
“Denkt u dat echt?”
“Het meisje dat ik leuk vond toen ik jouw leeftijd had, keek in de pauzes altijd even om en glimlachte naar me. Pas jaren later zag ik het totaalplaatje. Alle subtiele hints die ze gaf kwamen samen in één herinnering en toen werd het me pas duidelijk. Veel te laat, natuurlijk. Nooit heb ik de moed gehad om haar te vragen of ik gelijk had. Maar elke keer dat ik verliefd werd op iemand, dacht ik weer aan haar en zonk de moed me in de schoenen en deed ik er niets mee. Daardoor sloot ik me uiteindelijk helemaal af voor de liefde.”
“Heeft u nooit een vrouw gehad dan?”
De oude man schudde zijn hoofd en depte weer met zijn zakdoek in zijn ooghoeken.
“Jessica glimlacht wel eens naar me op het schoolplein en vorige maand vroeg ze of ik de groeten kon doen aan een jongen die bij dezelfde supermarkt werkt als ik”
“Dat zijn de hints waar ik op doel,” fluisterde de man, “Wil je me iets beloven, Thomas? Maak niet dezelfde fout als ik en vraag het haar gewoon. Duidelijkheid kan je leven veranderen.”
Thomas knikte.
De man stond op en keek uit het raam.
“Herinner je je nog die oude Volvo van je vader? Die donkerblauwe met een kras op het portier aan de linkerkant.”
Thomas knikte. “Bent u hier wel eens geweest toen hij die auto had?”
“Sterker nog, ik heb er meerdere malen in gezeten. Je vader parkeerde altijd hier recht voor de deur, waar nu die groene Audi staat.”
“Na zijn dood hebben we die auto moeten verkopen. Mijn moeder heeft geen rijbewijs. Maar ik spaar nu al voor rijlessen.”
“Heel verstandig. En als je je rijbewijs hebt gehaald, dan koop je zeker een auto? Altijd handig voor als je gaat stappen met je vrienden. Tenzij je alcohol drinkt natuurlijk.”
“Nee, dat drink ik niet. En ik ga ook nooit uit.”
“Waarom niet?”
“Ik weet niet. Iedereen gaat in de stad en dat is best ver weg.”
“Mag ik je nog een advies geven? Ga eens mee met je klasgenoten. Ik begrijp je argument hoor, het hadden mijn eigen woorden kunnen zijn, maar je mist zo veel plezier als je thuis blijft zitten. Je jeugd is te kort om aan je voorbij te laten gaan zonder ervan te genieten. Voor je het weet, ben je volwassen en realiseer je je ineens wat je allemaal hebt gemist en denk maar niet dat je dat dan nog kunt inhalen.”
De man nipte weer van het water.
“Toen ik jong was, had ik een aantal dromen. Ik wilde een gezin krijgen en een beroemd fotograaf worden. Dat gezin heb ik nooit gekregen, zoals ik je al vertelde. Die droom heb ik dus nooit waar kunnen maken.”
“En uw fotocarrière?”
De man schudde zijn hoofd. “Ik heb een dag meegelopen met een oom die fotograaf was. Hij fotografeerde gezinnen en kinderen. Maar toen ik die mensen gelukzalig zag lachen naar het denkbeeldige vogeltje, brak er iets in me. Diep van binnen wist ik toen al dat ik dat nooit zou hebben. Na lang wikken en wegen ben ik economie gaan studeren, maar echt gelukkig ben ik nooit geworden als boekhouder. Achteraf gezien heb ik mijn dromen niet kunnen waarmaken omdat ik daar de moed niet voor had. Maar dat besef kwam veel te laat. Dus wat er ook gebeurt, volg je hart en je dromen. Zodra je daarvoor wegloopt, ontneem je jezelf de kans om gelukkig te worden.”
Verzonken in gedachten staarde Thomas naar de man. In gedachten zag hij Jessica, die hem toelachte terwijl hij in zijn eigen studio een foto van haar maakte. Het was een toekomstbeeld dat hij vaker voor zich zag als hij aan haar dacht. Het beeld vervaagde en hij zag hoe de oude man met vochtige ogen naar een foto in zijn hand keek.
“Waar denkt u aan?”
De man zuchtte en legde de foto ondersteboven op zijn bovenbeen.
“Het is een foto van mijn ouders en mij, gemaakt toen ik een jaar of zes was. Mijn vader stierf een paar jaar later en ik heb het mijn moeder niet altijd even makkelijk gemaakt. Toen zag ik niet hoe hard ze werkte om mij een zo goed mogelijk leven te kunnen geven. En dat zal met jouw moeder niet anders zijn. Vergeet dus niet om haar af en toe je waardering te laten blijken, Thomas, want voor je het weet heb je alleen nog de herinneringen.”
“Heeft u nog veel spullen van uw ouders?”
“Een paar, vooral foto’s en sieraden.”
Thomas richtte zijn blik op de grond. “Ik had de zegelring van mijn vader gekregen. Maar die is kwijt.”
Een traan rolde over de wang van de jongen. De man legde een hand op zijn schouder.
“Maak je niet druk over die ring. Er komt een dag dat je die weer vindt. Toen ik na mijn moeders dood mijn ouderlijk huis leeghaalde, kwam ik heel veel dingen tegen die ik verloren had gewaand. Misschien bewaart je moeder die ring ergens voor je.”
Met zijn mouw veegde Thomas langs zijn ogen. De man keek op zijn horloge.
“Heb je misschien nog een glaasje water voor me? En neem er zelf ook een.”
Thomas pakte het glas van de man en liep naar de keuken. Toen hij terugkwam met de twee volle glazen, was de woonkamer leeg.
“Mijnheer? Waar bent u?”
Thomas klopte op de wc-deur, maar kreeg geen reactie. Door de kier onder de deur kwam geen licht naar buiten. Voor de zekerheid opende Thomas de deur, maar hij staarde in een lege ruimte. Hij liep naar buiten, maar de straat was verlaten. De enige voetstappen in de sneeuw kwamen vanaf het midden van de straat naar het huis toe. Er liepen geen sporen weg van het huis. Thomas draaide zich om en rende de trap op. Hij opende de ene deur na de andere, maar alle kamers waren leeg. Van de man was geen spoor meer te bekennen in huis. Langzaam liep Thomas terug naar de woonkamer en staarde naar de plek waar de man had gezeten. Hij vroeg zich af of hij had gedroomd dat de man er was geweest, totdat hij de foto in het oog kreeg, die op zijn kop op de grond lag. Op de achterkant stond in een handschrift dat Thomas vaker had gezien een korte tekst.
Rood potje rechtsboven in het medicijnkastje.
Fijne verjaardag.
PS. Mijn jeugdliefde heette ook Jessica.
Met de foto in zijn hand rende Thomas naar de badkamer en opende het medicijnkastje. Op de bovenste plank stond rechts een rood potje. Zijn moeder had eens gezegd dat hij daar af moest blijven. Nieuwsgierig geworden door de boodschap van de oude man, sloeg Thomas die waarschuwing voor het eerst in de wind en draaide het deksel open. In het potje zaten geen pillen. Hij keerde het om en een melange van gevoelens, variërend van opluchting tot verbijstering, trok door zijn lichaam. Een traan rolde over zijn wang toen hij de verloren gewaande zegelring van zijn vader in zijn handpalm zag liggen. Hij keek met een uitdrukking van verbazing op zijn gezicht naar de tekst achterop de foto en schudde zijn hoofd. Langzaam draaide hij de foto om en schrok toen hij het gezin zag dat lachend op de foto stond. Met grote passen liep Thomas naar de slaapkamer van zijn ouders en pakte de fotolijst van het nachtkastje van zijn moeder. De foto was identiek aan de foto die de man had achtergelaten. Thomas’ ouders stonden er op en voor hen stond Thomas, nog maar zes jaar oud.
Het duurde even voordat de gedachten die door elkaar liepen in zijn hoofd, weer wat structuur kregen. Minutenlang stond hij daar met de twee foto’s in zijn handen. Zijn blik gleed van de ene foto naar de andere en hij kwam telkens tot dezelfde conclusie. Met zijn ogen dicht schudde hij zijn hoofd en zette de foto terug op het nachtkastje. Hij draaide zich om en in de badkamer stopte hij de zegelring terug in het potje. Toen hij het medicijnkastje had gesloten, zag hij zichzelf in de spiegel op het kastdeurtje. Hij keek diep in de ogen van zijn spiegelbeeld en zag niet alleen zijn eigen ogen, maar herkende nu ook die van de oude man, wiens woorden door elkaar door zijn hoofd schoten.
“Alle subtiele hints die ze gaf kwamen samen in één herinnering en toen werd het me pas duidelijk. Veel te laat, natuurlijk.”
“Jij zal waarschijnlijk dezelfde weg bewandelen. Daarom wil ik je helpen om niet dezelfde fouten te maken als ik. Voor jou, maar ook voor mezelf.”
“Maak niet dezelfde fout als ik en vraag het haar gewoon. Duidelijkheid kan je leven veranderen.”
Thomas stapte achteruit, weg van de spiegel. Hij haalde diep adem en liep naar beneden, terug naar de woonkamer. Aarzelend opende hij de dressoirkast. Met het telefoonboek in zijn hand ging hij op de bank zitten. Hij wist haar achternaam en waar ze ongeveer woonde. Al snel vond hij haar nummer. De spanning bouwde zich op in zijn lichaam toen hij de telefoon pakte. Wat als de oude man zich vergiste? Maar wat als hij echt was wat Thomas zou worden als hij het advies niet opvolgde? Met een brok in zijn keel hoorde Thomas hoe de telefoon overging. Na drie keer werd er opgenomen.
“Met Jessica.”
“J… Jessica? Met T… Thomas.”
“Thomas? Ik ken geen Thomas.”
“Ik… Ik zit bij je op school. Ik zie je wel eens op het schoolplein.”
“O, ben jij het? Wat is er, we kennen elkaar toch niet echt?”
Thomas slikte.
“Nou, ik… ik vroeg me af of… nou ja, of… ik ben jarig en misschien… lust je moorkoppen?”
Het sneeuwt op de dag waarop de oude man jarig is. Hij houdt de bezem stil in zijn gerimpelde handen als de auto de oprijlaan oprijdt. Zodra het voertuig stilstaat, gaan de achterportieren open en twee tieners rennen naar hem toe.
“Gefeliciteerd, opa!” roept de jongste, net dertien geworden, hem toe.
Zijn dochter en schoonzoon lopen achter hen aan. Thomas zet zijn bezem tegen de muur en gaat ze voor naar binnen. Als hij de woonkamer in loopt, kijkt Jessica hem glimlachend aan en wijst naar de tafel, naar de moorkop met de twee kaarsjes met de vorm van een 7 en een 6 erin.